Museumdeur op een kier, 20 mei: Paula Hey

Receptioniste Paula Hey vertelt over een bijzonder object in de archeologische collectie van het museum, de spreeuwenpot

Dit roodbakkend aardewerk is een spreeuwenpot te zien in het museum, bij de bodemvondsten die bij archeologisch onderzoek aan de Burgemeester van Sleenstraat in Brielle aan het licht kwamen.
Dit soort potten werden in de 16e tot 18e eeuw veel gebruikt, zowel op het platteland als in de steden. De potten werden opgehangen aan de muur, vaak bij een raam, om daarin spreeuwen te laten broeden. De pot had naast een invliegopening in de hals ook een gat aan de zijkant, in dit geval met een ‘deurtje’, een zogenaamde roofopening. Dit gat werd gebruikt om de jonge spreeuwen voor het moment van uitvliegen uit de pot te halen. De jonge vogels werden als lekkernij beschouwd, vooral door de minder draagkrachtigen.
Er zijn verschillende recepten uit die tijd bekend, zoals spreeuwensoep en pastei van jonge spreeuwen.

Niet alleen in de 16e eeuw werden er spreeuwen gevangen voor consumptie. Mijn schoonvader vertelde dat hij in de oorlog van 40-45 een valnet had gemaakt en die in de tuin had opgehangen. Als er spreeuwen en andere vogels zich te goed hadden gedaan aan de kruimeltjesbrood werd het valnet losgetrokken en viel op de grond. De spreeuwen werden gebruikt voor de soep en de mussen kreeg de kat.

Anoniem, Spreeuwenpot, eind 16de/ begin 17de eeuw
Amsterdamse gevelsteen, Rokin 42, midden 16e eeuw
Ga naar de inhoud